Columns
De Koning van Wezel
Bloed onder de nagels
Auteur | Jan Ruigrok |
Datum | 31/01/2012 |
Ik stond het eerste jaar voor de klas en Corina haalde me het bloed onder de nagels vandaan. Tenminste, zo keek ik er op dat moment tegenaan. Mijn zelfreflectie, of zoals we vroeger op straat tegen elkaar zeiden, het ‘kijke naar je eige’, kon nog wel wat ontwikkeling gebruiken.
Joop, mijn coach, vertelde dat leerlingen alleen hun gedrag bereid zijn te veranderen wanneer ze het gevoel hebben dat van hun ouders te mogen. ‘Kinderen zijn altijd loyaal aan hun ouders’, vertelde hij. ‘Je ziet dat vaak bij mishandeling, al ligt het er duimendik bovenop, ga er maar vanuit dat wanneer je het kind te dicht op de huid zit, het zich niet tegen haar ouders, maar tegen jou zal keren. Het kan zo maar gebeuren dat jij wordt beschuldigd van de ellende die thuis wordt uitgespookt. En zo gek is dat niet; er is in de ogen van een kind maar één manier waaraan je mislukte ouders kunt herkennen en dat zijn mislukte kinderen. Dus wijs je je ouders af, dan wijs je jezelf af. Kortom: ik moest van Joop met de ouders op één lijn komen te zitten en met hen onderzoeken hoe zij een bijdrage konden leveren aan een betere band tussen mij en hun dochter.
Ik vond het allemaal kouwe-grond-psychologie, maar het zette me wel aan het denken. Joops one liner ‘If you can’t convince them, make them feel uncomfortable’, deed aardig opgeld.
‘s Avonds belde ik Corina’s ouders en ik kreeg pa aan de lijn. Na afloop wentelde ik me in een tevredenheid waarin alleen onervarenen en onwetenden zich zo weldadig kunnen koesteren. Ik was niet verwijtend geweest naar Corina, en had eerlijk gezegd dat ik niet wist hoe ik met haar om moest gaan en dat ik graag beter contact met haar zou willen. Op mijn vraag hoe pa er tegenaan keek en of hij tips voor me had, hoorde ik alleen de tv, waarvan het volume zo te horen op 36 stond. ‘Weet ik niet, hoor’, zei hij uiteindelijk, ‘ik ga wel met haar praten’.
De dag daarna kwam Corina niet op school; de dag daarna ook niet; de dag daarna wel: bont en blauw. Stil zat ze op haar plek en haalde me nimmer meer het bloed onder nagels vandaan.
En ik? Ik schaamde me drie keer in de rondte, vond geen woorden om met haar te praten en was te laf om dit met Joop te bespreken.
Een kleine twintig jaar later zag ik haar op een reünie. De steek in mijn maag voelde ik voordat haar naam en de situatie in herinnering kwam. Schaamte deed het bloed onder mijn nagels wegtrekken.
Ouder (in meerdere betekenissen) en zowaar een stuk wijzer sprak ik haar aan. Ik kreeg een stralende glimlach. Aanvankelijk aarzelend deed ik mijn bekentenis en ik bood haar mijn excuus aan voor het telefoontje en voor wat ik daarna had nagelaten. Een nog bredere glimlach was het antwoord: ‘Jeetje, dat dat zo’n indruk op u heeft gemaakt. Ik kan me daar echt niets van herinneren. En ja, mijn vader is 10 jaar geleden overleden’.
Vanuit hogere sferen voelde ik zijn glimlach over me heen komen: ‘Da’s mijn meissie, zie je nou hoe trouw ze blijft, schoolmeestertje.’